Er was eens een Koningin die regeerde over een mooi eiland Tenerife. Het eiland vol pracht en praal was ontstaan uit miljoenen jaren vulkaanerupties, aardverschuivingen en ander natuurgeweld. Het eiland lag te pronken onder een niet aflatende tropische zon en de bewoners waren bijzonder aardige mensen.
Het was altijd een leuke tijd op Tenerife. Iedere ochtend kon men lekker uitslapen en werden er verse broodjes geserveerd. In de avond ging het Koninklijke gezelschap uit eten in de sfeervolle restaurantjes aan de branding van de veelal kalme en romantische zee. Koninging Moniquela kon daar altijd heerlijk genieten van het verkoelende, romige, zelfgemaakte ijs van het eiland. Jesselica kon op ieder moment van de dag ruimte maken voor een crepe met Nutella, terwijl Koning Martino blij was met zijn biertje of een lekkere cocktail.
De Koningin en de Prinses gingen samen graag uit winkelen. Hoeveel winkels moet je hebben, vroeg de Koning zich vaak af om iets leuks te kunnen kopen? 10, 20, 50 of nog meer? Koning Martino denkt dat het voor de dames een beetje voelt als knuffelen met olifanten of zwemmen met dolfijnen: het geeft een ontzettend bevredigend gevoel, maar aan het einde sta je toch met lege handen. De koning begrijpt dit niet echt, maar de koning heeft andere talenten, tenminste dat denkt hij zelf. De Koningin en de Prinses denken hier wel anders over.
Ze maakten ook spannende dingen mee op het eiland. Soms huurden ze een koets en gingen de bergen in. Koning Martino had op deze koets wel de touwtjes in handen. Hij zou ze wel eens een poepje laten ruiken en scheerde met zijn 60 paardenkrachten vlak langs diepe ravijnen over gevaarljjke wegen. “Dat zou ze wel leren”, dacht de Koning. “Hiermee krijg ik ze wel klein”, maar dat viel toch tegen. Ze waren de volgende dag weer snel de oude.
De Koning was toch blij dat hij samen met Moniquela en Jesselica op Tenerife kon zijn. Hij was trots op deze twee vrouwen waarmee hij lief en leed kon delen, hij was blij met hun aanwezigheid. Hij hield zo veel van ze dat hij ze altijd zou beschermen tegen draken en ander addergebroed. Hij zou er altijd voor hun zijn.
En ze leefden nog lang en gelukkig in een koud, kil en regenachtig kikkerland waar ze naar terug moesten wegens andere verplichtingen.
Aantal keer gelezen :398